Ziyech spreekt zich uit: ‘Het is een grote poppenkast’

Hakim Ziyech is voor vele een van de beste spelers van de Eredivisie, ondanks dat hij ook veel kritiek te verwerken. Meestal vanwege het risico in zijn spel, maar ook zijn persoonlijkheid komt nog wel is ter sprake. Ziyech kijkt hier heel realistisch naar, zo laat hij weten in een interview met het Algemeen Dagblad.

De middenvelder annex buitenspeler, stelt dat alleen de mensen in zijn directe omgeving hem kunnen raken. “Als zij kritisch zijn, neem ik het direct aan. Geen overdreven populair gedoe omdat ik opeens een bal erin schiet, doe gewoon normaal. Als ik iemand vertrouw, vertrouw ik diegene ook blind. En anders laat ik je lekker. Dan kun je mij niet raken, dan maakt je mening mij ook helemaal niets uit. In de voetballerij lopen veel neppe figuren rond. Ik vertrouw dan ook maar weinig mensen. Het is een grote poppenkast en dat wordt steeds erger.”

“Door alle meningen die iedereen maar moet verkondigen. Mensen die me nooit spreken, niet dagelijks meemaken, maar wel roepen hoe ik in elkaar steek. Die mensen noem ik clowns. We willen een kunstje opvoeren, zonder echte kennis”, aldus Ziyech. Volgens de Ajacied heeft dit ook te maken met social media. “Als ik iets post, doe ik dat omdat ik het leuk vind en omdat het zo is. Ik maak niets mooier dan het is en zeker niet met een gevoel van: kijk mee eens.”

Voor mensen van buitenaf lijkt hij dus moeilijk te peilen, maar dit geldt niet voor de mensen uit zijn directe omgeving. “Voor buitenstaanders ben ik niet iemand die even met je meepraat of populair gaat lopen doen. Soms verwachten mensen dat wel van me, maar zo zit ik niet in elkaar. Niemand gaat mij zeggen wat ik moet doen, nooit. En ik ga niet lopen acteren”, aldus de Marrokaans international. Die er soms raar van opkijkt dat mensen hem positief benaderen. “Door de mindere periode bij Ajax heb ik veel gezichten gezien om me heen zien veranderen. Ook van mensen van wie ik het niet had verwacht. Ik noem geen namen, maar als die nu opeens weer contact opnemen, hoeven ze niets te verwachten van me.”