‘PSV in slaapstand’

Data wordt steeds belangrijker in het hedendaags voetbal. Zo ook bij PSV, waar Ruud van Elk, Head of Sport Science & Analytics bij de Eindhovense club, in gesprek met Voetbal International uitlegt op welke wijze de landskampioen daar gebruik van maakt. Onder meer slaap is een belangrijk gegeven in de verbetering van de prestaties van de spelers.

Nachtrust PSV-spelers belangrijk voor herstel

Herstel is komend seizoen een belangrijk thema bij de spelers van PSV, die met 49 duels een druk wedstrijdschema tegemoet gaan. Slaap wordt daarin gezien als een cruciale factor. De staf wil dan ook graag monitoren hoe goed de nachtrust van de spelers is. “Aanvankelijk zorgt dat voor verdeeldheid in de selectie”, schetst het weekblad. “Een derde van de groep geeft meteen een akkoord om alles te meten. Zolang het hen helpt om beter te presteren, vinden zij alles prima. Een derde is tegen. Zij voorzien een zware inbreuk op hun privacy.”

“Een andere deel is gematigd”, vervolgt het weekblad. “Zij zien de mogelijke toegevoegde waarde van slaapmetingen, mits de zorgen over verkeerd gebruik van deze data weggenomen worden. PSV komt daarop met een voorstel dat de bezwaren wegneemt. De club krijgt alleen inzicht in de slaapscore van spelers, niet in de bedtijd of het aantal uren nachtrust.”

PSV gebruikt zelfde methode als Feyenoord

PSV volgt daarvoor dezelfde methode als Feyenoord, waar de spelers ook al met een ring om sliepen. Deze ring kan de hartslag en lichaamstemperatuur meten van de gebruikers en signalen van de algemene gezondheid monitoren. “Alle spelers in onze groep hebben nu zo’n ring om”, vertelt Van Elk aan Voetbal International. “We gebruiken niet alle data, ook vanwege privacy-redenen. We weten niet hoe laat ze naar bed gaan, maar wel of ze een fatsoenlijke nacht hebben gehad. Daarnaast meten we de ochtendhartslag, hartslagvariabiliteit en temperatuurafwijkingen. Dus we kunnen infectieziektes hopelijk redelijk op tijd monitoren. Dit is voor ons heel belangrijk, met name hoe spelers in de dagen na een wedstrijd reageren. Daar kunnen we dan de trainingsbelasting op aanpassen.”